U bent hier
Gemeenten betalen nu meer voor onderhoud onroerend erfgoed om later grotere kosten te vermijden
Vier onroerenderfgoedgemeenten nemen als lid van WinAr voortaan ook het lidgeld van Monumentenwacht op zich en betalen samen met een deel van de inspectiekost ook soms een deel van eventuele herstellingen die daaruit voortvloeien terug. “We hopen zo later grotere kosten te vermijden.”
‘Steek geld in regulier onderhoud, dan vermijd je later zware kosten’. Onder dit motto werkte de Intergemeentelijke OnroerendErfgoedDienst (IOED) WinAr de voorbije jaren aan een reglement dat de terugbetaling van diensten door Monumentenwacht moest garanderen. Vier van de zes onroerenderfgoedgemeenten van IOED WinAr gingen in op dit aanbod en keurden een premiereglement goed.
Om het onderhoud van (niet-)beschermd erfgoed te stimuleren betalen Haacht, Rotselaar, Keerbergen en Tremelo voortaan het lidmaatschap van Monumentenwacht en een deel van de inspectiekosten terug. Ook kleine herstellingen worden na goedkeuring deels terugbetaald. In Tremelo geldt het reglement voorlopig enkel voor de kapellen. “Het is beter om de zoveel jaar een onderhoud uit te laten voeren op basis van een inspectie dan te moeten vaststellen dat er plots grote kosten opduiken”, aldus Tim Vanderbeken, coördinator bij WinAr. “Per gemeente gaat het om 3.000 tot 4.000 euro.”
WinAr omvat naast bovengenoemde gemeenten ook nog de gemeenten Holsbeek en Bekkevoort, zij schreven zich nog niet in voor de verhoogde deelnamekost. “Zij kijken voorlopig de kat uit de boom en bekijken of ze dit later ook gaan invoeren”, aldus nog Vanderbeken.